Zending heeft veel mooie kanten. Het is een vreugde om te zien dat op steeds meer plaatsen in de wereld mensen het goede nieuws horen en geloven. Het is een wonder dat God gewone, zwakke mensen zo’n kostbare boodschap toevertrouwt. De meeste mensen die bij zending betrokken zijn, zien dit dan ook als een voorrecht. Maar zending heeft ook een pijnlijke kant. Er moeten offers gebracht worden.Vroeger was dit overduidelijk. Sommige zendelingen namen hun grafkist bij vertrek vast mee, niet verwachtend ooit weer terug tekomen. Sommigen gingen naar plekken waar de post maar een paar keer per jaar kwam en contact met de buitenwereld nagenoeg onmogelijk was. Voor ouders met kinderen waren de offers nog veel groter. Zij hadden twee opties. Of ze lieten hun kinderen jarenlang achter bij familie of in zendingskinderhuizen in het land van herkomst. Of ze namen hen mee naar landen waar hun kinderen aanzienlijke veiligheids- en gezondheidsrisico’s liepen. Zelfs als ze meegingen, moesten ze vaak al op jonge leeftijd naar kostscholen vanwege het gebrek aan onderwijsmogelijkheden op het veld. Kortetermijnzending bestond nog niet. Het was meestal een keus voor het leven. Het betekende het opgeven van alle comfort en zekerheden, je leven heel radicaal overgeven in de handen van God.
Sommige zendelingen namen hun grafkist bij vertrek vast mee.Het zijn deze offers, gebracht door eerdere generaties zendelingen en hun gezinnen, die het fundament hebben gelegd voor de opkomst van de kerk zoals we die nu zien in Afrika, Azië en Latijns-Amerika. In een tijd waarin offers brengen voor een goede zaak niet meer in de mode is, kunnen we hen gemakkelijk voor gek verklaren. Maar voor de huidige generatie gelovigen zijn ze een voorbeeld van wat God kan doen met zwakke mensen die bereid zijn hun leven te verliezen.
Andere tijden
Het zijn andere tijden. In sommige opzichten dan. Het ‘zendingsveld’ is veel diverser. Ging je vroeger per definitie de rimboe in, nu liggen veel zendingsvelden in steden. Het ontberen van elektriciteit, water, gas, telefoon en andere communicatiemiddelen is niet altijd meer nodig. Let wel, niet altijd, want er zijn nog genoeg zendelingen die de enorme stap maken van de Westerse luxe naar een hutje van gedroogde modder en stro.
Afscheid van familie en vrienden blijft een pijnlijk gebeuren.Ook op het gebied van gezondheid is er veel veranderd. In veel landen is basale gezondheidszorg aanwezig, en zo niet, dan is er bijvoorbeeld de MAF om je naar een ziekenhuis in een ander land te vliegen. Dat neemt niet weg dat veel zendelingen – en hun kinderen – gezondheidsrisico’s lopen die ze in Nederland niet zouden lopen. Denk aan malaria, knokkelkoorts, hondsdolheid, tbc, enzovoort. Feit is dat er weinig landen op dat gebied zo veilig zijn als Nederland. Iedereen die wel eens een verre reis richting het Zuiden of Oosten heeft gemaakt, weet hoeveel prikken je van tevoren moet halen. Zendelingen moeten bovendien vaak leven met een standaard van verkeers- of brandveiligheid waar heel wat mensen wakker van zouden liggen.
Bedreiging
Dan is er de politieke veiligheid. Als we geloven dat God wil dat alle mensen het goede nieuws horen, dan zal dat ook betekenen dat zendelingen soms werken te midden van conflict- en oorlogssituaties. Zelfs in relatief stabiele landen kunnen zendelingen te maken krijgen met bedreiging, arrestaties en geweld, omdat de Boodschap die ze brengen weerstand oproept. Enkele weken geleden nog moest een jonge Engelse christin de ultieme prijs betalen toen zij in Afghanistan op straat werd neergeschoten.
In bovengenoemde gevallen gaat het om offers die mensen zien en erkennen. Maar er zijn veel onzichtbare offers die van zendelingen gevraagd worden. Het afscheid nemen van familie en vrienden voor langere tijd blijft een pijnlijk gebeuren, zelfs als je ze vanuit je gastland elke dag kunt bellen of mailen. Je kinderen losmaken van een veilige omgeving en ze meenemen naar een land waarvan je zelf nauwelijks iets weet, kan veel strijd geven voor ouders.
Pijnlijke periode
Voor verreweg de meeste zendelingen betekent zending de stap naar financiële afhankelijkheid. Dit kan wel eens het grootste obstakel zijn voor zendelingen op weg naar het veld. Voor Nederlanders is financiële onafhankelijkheid erg belangrijk. Je voelt je een bedelaar als je je hand op moet houden en soms wordt je zo ook gezien, zelfs door medegelovigen. Bovendien is het een grote stap van een vast salaris naar een verzameling maandelijkse tientjes en een paar collectes.
Het is een grote stap van een vast salaris naar een verzameling tientjesDe eerste jaren op het veld zijn vaak een nederig makende ervaring. Was je eerst onderwijzer, arts, dominee, accountant of zakenman, op het veld begin je als een baby. De meeste zendelingen beginnen met een periode van taalstudie, waarin je al je trots op moet geven. Je moet weer leren praten, je moet leren wat de omgangsvormen zijn, hoe je de weg moet vinden, wat je moet eten en hoe. Er is geen gouden gids met handige nummers als je afvoer kapot is, en als je huis vol rook staat kun je niet aan de brandweer uitleggen waar je woont. Altijd ben je afhankelijk van de goede wil van mensen om je heen. Voor onafhankelijke westerlingen is dat een pijnlijke periode. Voor zendingskinderen is er veel verbeterd. Er is veel meer oog gekomen voor hun behoeften, en
er zijn onder andere door internet veel meer onderwijsmogelijkheden voor kinderen op het veld. De meeste zendingskinderen zien hun omstandigheden, zeker achteraf, als een verrijking van hun leven. Toch worden er ook van hen offers gevraagd. Het zijn kinderen die vaak voor hun gevoel nergens echt meer bij horen. Die in het werkland van hun ouders als de buitenlander worden gezien, maar zich nooit meer helemaal thuis kunnen voelen in hun ‘paspoortland’. Ze moeten veelvuldig afscheid nemen, eerst van hun thuisland om zich aan te passen in een nieuw land, en als het gezin op verlof gaat, wordt dit proces weer omgekeerd. Ze komen thuis in een land dat ze zich soms niet eens meer herinneren. Tegen de tijd dat ze weer een beetje gewend zijn, moeten ze weer afscheid nemen.
EenzaamheidDoor wat ze meemaken, kan een zendingsgezin in een wat eenzame positie komen. Weinig mensen hebben de veranderingen meegemaakt die zij hebben ervaren en er zijn er weinig die het echt kunnen begrijpen. Ook als ze weer thuiskomen na hun dienst op het veld, kan die eenzaamheid de eerste jaren nog een rol spelen. Het is een deel van het offer dat gebracht moet worden. Een ander deel van het offer brengen de thuisblijvers, de zendende gemeente, de vrienden en familie van de zendeling en het thuisfront dat hen ondersteunt. Ouders bijvoorbeeld, hebben vaak hard gewerkt om een goed bestaan voor hun kinderen op te bouwen, en nu ruilt hun kind het in voor een onzeker en afhankelijk bestaan. Ze moeten een geliefd kind loslaten en accepteren dat ze het niet langer kunnen beschermen. Dit vraagt geloof, zeker als er kleinkinderen betrokken zijn. Grootouders kunnen hun kleinkinderen niet zien opgroeien en een mate van vervreemding is onvermijdelijk.
Ouders moeten een geliefd kind loslatenOok van de kerk worden offers gevraagd. In een zendeling laten ze vaak een van hun beste mensen gaan, die veel betekende voor de gemeente. Van een gemeente mag worden verwacht dat zij hun zendeling naar vermogen financieel ondersteunen. Het is natuurlijk een voorrecht dat een gemeente door een zendeling zo direct kan deelnemen aan zending, maar zeker voor kleinere gemeenten kan het ook een groot financieel offer zijn.
Koelkasten
Onzichtbaar achter de lachende gezichten van de zendelingen op de christelijke koelkasten, staan mensen die hun kostbare tijd offeren in intensief gebed voor de zendeling en zijn werk. Mensen die met vreugde geven – meer dan iemand van hen zou verwachten en soms meer dan ze kunnen missen. Mensen die trouw reageren op nieuwsbrieven met bemoedigende woorden en die klaarstaan om te helpen met bijvoorbeeld het vinden en inrichten van een huis voor zendelingen op verlof. Die hun best doen anderen te interesseren en ervoor zorgen dat de zendeling niet wordt vergeten. Allemaal grote en kleine offers, zodat een onbekende groep mensen Christus kan leren kennen.
Zending vraagt offers, maar die zijn klein in verhouding met het offer dat voor ons gebracht is. De schrijver van een bekend Engels gezang, ‘When I survey the wondrous cross’ zegt het zo:
Were the whole realm of nature mine,
that were an offering far too small;
love so amazing, so divine,
demands my soul, my life, my all.
Al zou de gehele wereld mij toebehoren,Namens het TFC van Ron en Nel Scholman
dat zou als offer niet toereikend zijn;
liefde zo goddelijk en verbazingwekkend,
vraagt mijn ziel, mijn leven, mijn alles.
Bron: De Oogst - december 2008 (Kim ter Berghe)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten