Een column door Nel Scholman.
Stuk ligt uitgeteld op de bank. Hij voelt zich
de laatste dagen niet goed. De dokter heeft
hem doorverwezen voor een scan en een MRI.
Niets, maar de klachten worden erger. Zelfs de
zoons zijn ervoor overgekomen uit Nederland.
De middag dat ze zullen komen heeft hij
het zo slecht, dat we besluiten naar de
spoedafdeling van het ziekenhuis te gaan,
waar de zoons ook aankomen. Na 5 uur in de
wachtkamer gevolgd door een onderzoekje
keren we zonder resultaten terug naar huis.
De volgende dag moeten de zoons weer naar
huis en wij gaan even rusten. Ik ben in slaap
als hij plotseling zwaar op mij leunt en iets
probeert te zeggen, maar het enige wat eruit
komt is wartaal met een dikke tong. Wat een
schrik! Ik ga de telefoon halen en als ik terug
kom, kan hij weer praten en hij vertelt dat hij
ook zijn rechterkant niet meer kon bewegen.
Ik bel de hulpdienst, die zegt dat ik maar weer
naar het ziekenhuis moet gaan. Huilend zit ik
op de rand van het bed. Onze handen vinden
elkaar. Hij kleedt zich zo goed als het gaat
aan met mijn hulp. Ik licht de zoons in en we
vertrekken richting ziekenhuis.
Onderweg krijgt hij weer een aanval en bij het
ziekenhuis aangekomen vraag ik direct om een
brancard. Ze moeten hem uit de auto tillen,
want hij kan niet meer bewegen. Het voordeel
is, dat hij dit keer meteen geholpen wordt.
Ik zit nog maar net als de zoons met
roodgloeiende motor aankomen. We wachten.
We krijgen te horen dat hij het gebruik van
al zijn ledematen terug heeft, dat er een scan
wordt gemaakt en later dat hij
naar intensief care wordt gebracht, waar we
hem mogen gaan zien. De dokter vertelt ons
dat er bloedpropjes zitten in twee aderen die
het bloed naar de hersenen moeten voeren.
Ze hebben hem bloedverdunner toegediend
en hij ligt met allemaal slangetjes en pijpjes
aan de monitor. Indrukwekkend, maar dat
zie ik niet in eerste instantie. Ik zie Stuk, die
zwakjes glimlacht en er erg bleek en ziek
uitziet. Voorlopig moet hij daar blijven, in
ieder geval 48 uur, voordat hij eventueel naar
zaal mag. Het lijkt dat alles onder controle is
en zoons nemen afscheid. Ik ga bij hem zitten.
Even later zie ik dat het weer fout is. Een
nieuwe TIA. Veel bedrijvigheid om het bed. Ik
wacht in een zaaltje ernaast. Ik bid.
Dan mag ik er weer bij; ze hebben het
hoofdeinde laten zakken, zodat zijn hoofd
lager ligt en het bloed beter kan stromen. Dit
keer gaat het goed en heeft hij geen nieuwe
crisis meer. Ik ben zo blij dat hij in goede
handen is en dat ze eindelijk weten wat het
probleem is. Ik blijf zo lang als ik mag en neem
afscheid. Morgen kom ik terug, maar nu ga ik
naar huis. Alleen.
-- Nel
Stuk ligt uitgeteld op de bank. Hij voelt zich
de laatste dagen niet goed. De dokter heeft
hem doorverwezen voor een scan en een MRI.
Niets, maar de klachten worden erger. Zelfs de
zoons zijn ervoor overgekomen uit Nederland.
De middag dat ze zullen komen heeft hij
het zo slecht, dat we besluiten naar de
spoedafdeling van het ziekenhuis te gaan,
waar de zoons ook aankomen. Na 5 uur in de
wachtkamer gevolgd door een onderzoekje
keren we zonder resultaten terug naar huis.
De volgende dag moeten de zoons weer naar
huis en wij gaan even rusten. Ik ben in slaap
als hij plotseling zwaar op mij leunt en iets
probeert te zeggen, maar het enige wat eruit
komt is wartaal met een dikke tong. Wat een
schrik! Ik ga de telefoon halen en als ik terug
kom, kan hij weer praten en hij vertelt dat hij
ook zijn rechterkant niet meer kon bewegen.
Ik bel de hulpdienst, die zegt dat ik maar weer
naar het ziekenhuis moet gaan. Huilend zit ik
op de rand van het bed. Onze handen vinden
elkaar. Hij kleedt zich zo goed als het gaat
aan met mijn hulp. Ik licht de zoons in en we
vertrekken richting ziekenhuis.
Onderweg krijgt hij weer een aanval en bij het
ziekenhuis aangekomen vraag ik direct om een
brancard. Ze moeten hem uit de auto tillen,
want hij kan niet meer bewegen. Het voordeel
is, dat hij dit keer meteen geholpen wordt.
Ik zit nog maar net als de zoons met
roodgloeiende motor aankomen. We wachten.
We krijgen te horen dat hij het gebruik van
al zijn ledematen terug heeft, dat er een scan
wordt gemaakt en later dat hij
naar intensief care wordt gebracht, waar we
hem mogen gaan zien. De dokter vertelt ons
dat er bloedpropjes zitten in twee aderen die
het bloed naar de hersenen moeten voeren.
Ze hebben hem bloedverdunner toegediend
en hij ligt met allemaal slangetjes en pijpjes
aan de monitor. Indrukwekkend, maar dat
zie ik niet in eerste instantie. Ik zie Stuk, die
zwakjes glimlacht en er erg bleek en ziek
uitziet. Voorlopig moet hij daar blijven, in
ieder geval 48 uur, voordat hij eventueel naar
zaal mag. Het lijkt dat alles onder controle is
en zoons nemen afscheid. Ik ga bij hem zitten.
Even later zie ik dat het weer fout is. Een
nieuwe TIA. Veel bedrijvigheid om het bed. Ik
wacht in een zaaltje ernaast. Ik bid.
Dan mag ik er weer bij; ze hebben het
hoofdeinde laten zakken, zodat zijn hoofd
lager ligt en het bloed beter kan stromen. Dit
keer gaat het goed en heeft hij geen nieuwe
crisis meer. Ik ben zo blij dat hij in goede
handen is en dat ze eindelijk weten wat het
probleem is. Ik blijf zo lang als ik mag en neem
afscheid. Morgen kom ik terug, maar nu ga ik
naar huis. Alleen.
-- Nel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten